Wat is dat witte spul op mijn planten?
Tuinieren neemt verschillende vormen aan: van de traditionele potten met aarde tot het supermoderne verticale binnenshuis tuinieren. De nieuwe technieken zijn goed omschreven en elektronisch gemakkelijk beschikbaar. Dit heeft waarschijnlijk een invloed op het feit dat tuinieren nieuw leven ingeblazen heeft gekregen. Echter, zodra er tegenspoed komt, lijkt het enthousiasme bij deze ontluikende tuinders vervangen te worden door teleurstelling. De drang komt op om hun afgedankte plastic vruchten in een mand uit opslag te halen en weer op het aanrecht te plaatsen. Tussen de fasen van hoopvol enthousiasme en hopeloze ontgoocheling liggen heel veel vragen voor een entomoloog. De meest voorkomende vraag luidt als volgt: “mijn planten deden het goed en dan ineens werden ze bedekt door een wit spul. Wat is dat witte spul op mijn planten? “Het antwoord op deze vraag is: “pis-pis” (uitspraak: pies-pies)!
Plantenluizen
De pis-pis, of plantluis, is een sapzuigend insect behorende tot de orde Hemiptera (Superfamilie: Coccoidea ). Het zijn kleine insecten die nauw verwant zijn aan bladluizen en de witte vlieg. Ze zijn vaak wit van kleur en dat is dus meestal het witte spul op je planten. De naam pis-pis komt waarschijnlijk door het eerste exemplaar van het insect dat beschreven werd door de beroemde Zweedse botanist, zoöloog en arts, Carl Linnaeus, en de naam Conchaspis droeg. Planten die door pis-pis geplaagd worden zijn verwelkt, ziekelijk en kleverig en vaak zijn ze ook bewoond door groot aantal mieren. Soms zijn de bladeren bedekt met een laagje roetachtig zwarte schimmel die vaak in het geval van een pis-pis plaag aanwezig is.
Cactussen
De plantenluizen zijn onderverdeeld in drie belangrijke groepen, namelijk, de schildluizen, wolluizen en de ongepantserde plantenluizen. Zij hebben ongewone fysieke vormen, zozeer zelfs dat het soms moeilijk is om ze te herkennen als insecten of zelfs als dieren! De volwassen vrouwtjes verplaatsen zich nauwelijks doordat ze geen vleugels of vaak zelfs geen poten hebben. In plaats hiervan hebben ze andere manieren ontwikkeld om zich te beschermen tegen het gevaar, onder andere door verscheidene formaties beschermende was afscheidingen. De schildluis verbergt zich onder een hard wassen schild, terwijl wolluizen zich bedekken met witte korrels of strengen van was. De zachte plantenluizen koloniseren bijvoorbeeld cactussen omdat de plant zelf bescherming tegen natuurlijke vijanden schenkt. Er zijn meer dan 8000 soorten plantenluizen waarvan de wolluizen en de schildluizen het talrijkst zijn. Plantenluizen worden overal in de wereld gevonden. Ze voeden zich met de bladeren, wortels en stengels van diverse waardplanten door met naaldvormige monddelen in deze plantenstructuren te boren en sap te zuigen.
Schildluizen
De schildluizen scheiden een wasachtige substantie af over hun hele lichaam maar dat maakt geen integraal deel uit van het lichaam van het insect. Ze variëren in grootte van 1 tot 3 millimeter in diameter. Ze behoren tot de familie Diaspididae, dat is de grootste familie van de plantenluizen. Het bijzondere van deze groep is dat ze verschillende vormen en kleuren aannemen, en niet alleen wit of bolvorming. De schildluis kan cirkelvormig, ovaal, langwerpig, draadvormig, of zelfs peervormig zijn. Het vrouwtje is groter dan het mannetje.
Ongepantserde plantenluizen
De ongepantserd plantenluizen, in het Engels “soft scales” genoemd, scheiden ook een wasachtig laagje af, maar het is een integraal onderdeel van het lichaam Ze behoren tot de familie Coccidae. Deze plantenluizen variëren ook sterk in vorm. Ze zijn een stuk groter dan de schildluizen en bereiken zelfs anderhalve centimeter in diameter. Er zijn nog een aantal families, die verschillende kenmerken delen met de ongepantserde plantenluizen. Een zo’n familie is de familie Dactylopiidae waartoe de cochenille plantenluis hoort. Deze plantenluis is in de negentiende eeuw hier op Curaçao gekweekt op de Spaanse juffer cactus (enfrou). De cochenille luis produceert een prijzige rode kleurstof die tot nu toe in de cosmetische en voedselindustrieën gebruikt wordt.
Wolluizen
De wolluis vrouwtjes voeden zich met plantensap, normaal in wortels of andere plantendelen, en in enkele gevallen zelfs op opgeslagen fruit. Ze hechten zich aan de plant en scheiden een poederachtige waslaag (vandaar de naam wolluis) af voor hun bescherming. In tegenstelling tot veel vrouwelijke plantenluizen behouden ze gedurende hun ontwikkeling hun pootjes en kunnen zich hierdoor vrijelijk bewegen. De mannetjes van de wolluis leven net zoals de mannetjes van andere plantenluizen maar kort en voeden zich niet. Net zoals bij andere plantenluizen leven de volwassen mannetjes alleen om de vrouwtjes te bevruchten waarna ze doodgaan. De biologische ontwikkeling van plantenluizen is erg ingewikkeld en het verschilt sterk tussen de mannetjes en de vrouwtjes. De eieren worden door de vrouwtjes onder hun wasachtige rok gelegd en de larven komen na een broedperiode van een tot twee weken uit. De larven worden in dit stadium kruipers genoemd. Ze bewegen zich vrijelijk op de planten omdat ze volledig functionele pootjes hebben. In verdere ontwikkeling raken de larven van plantenluizen, behalve de bij de wolluizen, vaak die pootjes kwijt.
Dimorfisme
Alle plantenluizen vertonen seksuele dimorfisme. Dit betekent dat de vrouwtjes en de mannetjes er fysiek heel verschillend van elkaar uitzien. De mannetjes zijn gevleugelde, mug -achtige insecten zonder monddelen. Hoewel de mannetjes functionele pootjes en vleugels bezitten, en zich gemakkelijk van plant tot plant kunnen verplaatsen, beschadigen zij de planten niet en kunnen zij geen plaag veroorzaken. Bij de meeste soorten plantenluizen zijn volwassen vrouwtjes veel groter dan de mannetjes (bij sommige soorten tot 3 cm) met sterk gereduceerde (of afwezige) poten en antennes en geen vleugels. De gespecialiseerde wasklieren en structuren worden ook meestal alleen gevonden bij de vrouwtjes.
Tuincentra
De eerste larven ontwikkelingsfase uit het ei van de meeste soorten plantenluizen bezitten functionele poten en zijn informeel “crawlers” oftewel kruipers genaamd. Ze kruipen onmiddellijk rond op zoek naar een gunstige plek op diezelfde plant om zich te voeden en zich verder te ontwikkelen. Bij sommige soorten wachten de luizen of totdat ze door de wind weggeblazen worden naar een andere plant. Zo wordt vaak een nieuwe kolonie gevestigd. Ook stuwende regen of heftig sproeien van de bladeren van een geïnfesteerde plant kunnen zorgen dat eitjes, kruipende larven of volwassen vrouwtjes op naburige planten terecht komen. Door het verkeer van tuinlieden die meerdere tuinen verzorgen worden plantenluizen van tuin tot tuin verplaatst. Wanneer tuincentra niet waakzaam zijn op planten die ze invoeren uit het buitenland kunnen nieuwe en soms zeer schadelijke organismen meereizen op die planten. De Maconellicoccus hirsutus, in de volksmond bekend als de roze hibiscus wolluis, behoort tot de familie Pseudococcidae; deze wolluis tast veel planten, bomen en struiken aan. Voorbeelden van aangetaste planten zijn de hibiscus, citrusvruchten, koffie, suikerriet, ananas, guave, mango, okra, zuring, pinda, maïs, bonen en katoen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw zorgde de roze hibiscus wolluis voor de uitroeiing van de hibiscus planten in het Caribisch gebied. Ook op Curaçao verdwenen alle hibiscus planten en meer dan dertig jaar later hebben zich, ondanks de herintroductie van hibiscus planten, aanzienlijke nieuwe populaties gevestigd. Ook de citrusbomen hebben in diezelfde periode het onderspit moeten delven mede als gevolg van de introductie van een nieuwe invasieve wolluissoort uit het Verre Oosten. Tot de dag van vandaag is het moeilijk een gezonde citrusboom op dit eiland te vinden. Zelfs wanneer de plantluis al is geïntroduceerd kan zij door middel van vogels, ratten, muizen, vlinders en bijen tussen planten vervoerd worden. Verder worden vooral wolluizen door mieren van plant tot plant gedragen.
Wolluizen
Er zijn verschillende miersoorten die opmerkelijke symbiotische relaties hebben ontwikkeld met andere insecten en planten; soms zijn deze relaties wederzijds voordelig en soms niet. Een symbiosis wordt omschreven als een interactie tussen twee verschillende organismen die in nauwe fysieke associatie, meestal in het voordeel van beide. Eén van de meest voorkomende voorbeelden is het hoeden of kweken van wolluizen door onder andere mieren van het geslacht Crematogaster. De mieren transplanteren de wolluizen van geïnfesteerde op gezonde planten opdat de wolluizen het sap van die planten opzuigt en dan zoetige overtolligheid, honingdauw genaamd, uitscheiden. Door de wolluis met hun antennes te strelen beweegt de mier de wolluis tot het produceren van een druppel honingdauw. De honingdauw bevat een hoge concentratie suikers welke de mier dan oogst en als voedsel gebruikt. In ruil hiervoor beschermt de mier de plantenluizen tegen hun natuurlijke vijanden. De mier verzorgt de plantenluizen zoals een herder zijn schapen hoedt. Plantenluizen: hoe beïnvloeden ze mijn planten?
Vrijwel alle planten worden aangetast door één of meer soorten plantenluizen. Sommige luizen vallen enkele species van nauw verwante planten aan, terwijl andere soorten een grote verscheidenheid van planten aantasten. De ongepantserde plantenluizen blijven het grootste deel van hun leven op een plek. De schildluizen verliezen eenmaal volwassen zelfs helemaal hun poten. Als ze zich voeden verzwakken ze hun waardplant waardoor ze minder in staat zijn om stress en ziekte te tolereren. Sommige schildluizen kunnen ook plantenvirussen overdragen. Plantenluizen veroorzaken schade door het sap uit de planten te zuigen. Dit vertraagt de ontwikkeling van de plant omdat hij een tekort aan voedingsstoffen ervaart. Zwaar aangetaste planten zien er ongezond uit en produceren weinig nieuwe groei, bloemen of vruchten. Plantenluizen voeden zich liever aan de onderzijde van de bladeren en ze veroorzaken gele vlekken op de bovenzijde. Deze plekken worden steeds groter als de luizen zich blijven voeden. Als plantenluizen niet onder controle gebracht worden kan de plant zijn bladeren voortijdig afwerpen om van de plaag af te komen. Soms sterven ook twijgen en takken af, en als gevolg van zo’n plaag kan de hele plant sterven. Een plaag van plantenluizen zorgt voor groot verlies aan inkomsten in de broeikassenindustrie.
Bestrijding
Om een plaag effectief te kunnen bestrijden is het belangrijk om het doelorganisme en haar ontwikkeling goed te begrijpen. De specifieke kenmerken van hun voortplanting en levenscyclus verschillen aanzienlijk binnen de groep, waardoor de bestrijding voorzichtig voorbereid moet worden. Het gaat meestal uiteraard om kostbare sier- en landbouwgewassen.
Biologische bestrijding
Veel soorten plantenluizen zijn sterk geparasiteerd door kleine wesp parasieten. Kleine gaatjes in het schildwas van de volwassen vrouwtjes zijn het bewijs van dit type parasitisme. De kruipers worden ook belaagd door tal van nuttige insecten. Afkooksels van de Neem plant of tabaksplant zijn ook redelijk effectief tegen wolluizen maar minder effectief tegen schildluizen.
Culturele bestrijding
Zorg er zoveel mogelijk voor uw planten te kopen van kwekerijen die hun planten van verantwoordelijke, liefst gecertificeerde bronnen krijgen. Inspecteer uw nieuwe aanwinst nauwkeurig voordat u haar in uw broeikas of tuin plaatst. Schild- en wolluizen kunnen niet vliegen, dit zou dus in uw voordeel kunnen werken.
Chemische bestrijding
Schildluizen zijn moeilijk te bestrijden omdat ze zich hermetisch aan de oppervlakte van de plant vastkleven. Selecteer pesticiden die op olie geformuleerd zijn zodat de was oplost en het insect aan de insecticide blootgesteld wordt. Houd ook rekening met de voordelige insecten die ook gevoelig zijn voor deze insecticiden. Er zijn simpele formuleringen die een eetlepel simpele kookolie, een eetlepel vaatwasmiddel op een liter water combineren, en die met een spuitfles direct op de plantenluizen gespoten worden. Deze behandeling om de dag herhalen tot de plaag verwijderd is. Het hangt af van de dichtheid van de plaagorganismen hoe lang de behandeling voortgezet moet worden.