Terug naar de Kunuku
“Ban kunuku bèk” luidde dit jaar het thema voor de kandidaten voor de “Reina di seu” (de koningin van het oogstfeest). Ban kunuku bèk betekent terug naar de kunuku, waar er gezaaid en geoogst wordt zoals onze voorouders dat vroeger deden. Hier op Curaçao reserveerden de planters een stukje land speciaal om pinda’s (Arachis hypogaea) te planten. Men noemde dat gedeelte “ter’e pinda” (het land van pinda’s). Daarnaast hadden ze een klein gedeelte gereserveerd voor bijvoorbeeld de zwarte meloen. Een ander gedeelte voor de grijze watermeloen of voor sesam (zjozjolí).
Om pinda’s te planten maakte men eerst met de schoffel de aarde los en deed dan twee tot drie pindazaadjes, niet te dicht op elkaar, in de grond. Men plantte pinda’s even voor de regentijd. Dat was in september of begin oktober en men wachtte zo de regen af. De pinda is een eenjarig kruid van ongeveer 30 cm hoog waarvan de middenstengel recht omhoog groeit. De talrijke dwarsstengels variëren van liggend naar tot bijna opwaarts groeiend. De bladeren zijn V-vormig samengesteld en zijn ovaal of omgekeerd eivormig.
De gele vlindervormige bloemen staan in groepjes in de bladoksels. Het vruchtbeginsel staat op een steeltje; na de bevruchting groeit dit steeltje neerwaarts uit tot een lange steel en brengt op deze manier het vruchtbeginsel in de grond, waar de pinda’s ontstaan.
Angua
Het vruchtbeginsel van de pinda’s noemden de ouderen ‘angua’ (naald) en deze naalden probeerde men met aarde te bedekken. Overal waar men ze bedekt had, kwamen de pinda’s uit. Na drie maanden, als men dacht dat de meeste pinda’s bijna rijp waren, kwam de dag om ze te draaien (‘dia di bira pinda’). Men groef om de pindaplantjes heen en haalde de eerste halfzachte pinda’s uit de grond, deed weer aarde bij de plant, zodat hij weer door kon groeien. Sommige mensen aten de halfzachte pinda’s rauw; anderen weer niet omdat men beweerde dat je mond door de rauwe pinda’s ging stinken. In een met zand gevulde ‘wea di funchi’ (aarden pot) werden de ongeschilde pinda’s geroosterd. Als men pinda’s schilde, dan roosterde men ze onder het zand. Als men pinda’s ging koken, brak men de pinda’s wat open, opdat ze sneller zouden koken.
Gebruik
Had men een zwak gevoel in het hoofd (‘debil di kabes’) dan werd aanbevolen om veel pinda’s te eten. Men dronk een afkooksel van de buiten- en binnenschil tegen hoest. Vrouwen die in verwachting waren aten pinda’s om een blanke- of lichtgekleurde baby te baren. Als je ruzie in een huis wilde veroorzaken, dan gooide je de bruine binnenschillen van de pinda’s voor de deur. Thee van de bladeren werd getrokken tegen maagklachten. Het commercieel planten van pinda’s levert zaden voor pindaolie, die wordt gebruikt bij het bereiden van onder meer plantaardige boter en pinkakaas. Het residu (perskoek) is zeer geschikt als veevoer en kippenvoer. Volgens archeologen moet de cultivatie van pinda’s al bestaan hebben tussen 3000 en 2500 voor Christus en is deze plant hoogstwaarschijnlijk uit wilde variëteiten gekweekt tot eetbare pinda’s.
Allergie
Sommige mensen en ook kinderen kunnen zeer allergisch op pinda’s reageren. Gevoeligheid voor pinda’s ontwikkelt zich meestal al op jonge leeftijd. Het is bekend dat kinderen met bijvoorbeeld astma of eczeem, of kinderen waarbij pinda-allergie in de familie voorkomt een groter risico hebben om zelf ook gevoelig te worden voor pinda’s. Maar er zijn waarschijnlijk ook nog een aantal andere factoren die een rol spelen bij het ontwikkelen van pinda-allergie. Tegenwoordig worden pinda’s ook geroosterd of gedroogd bij temperaturen rond 180 graden Celsius. Die extreme hitte leidt tot een stressreactie in de pinda, waardoor er uiteindelijk heel veel pinda-eiwit achterblijft. Terug naar kunuku is aan te bevelen met eenvoudige methodes… met de hand in Moeder aarde.
Dinah Veeris
Schijfster van Amandel tot Zjozjoli en Afrikantje.
Oprichter van “DEN PARADERA”
E-mail: dinahveeris@yahoo.com
Website: www.dinahveeris.com
Tel.: 767-5608